Soms heb ik het nog steeds verschrikkelijk moeilijk met de dood van mijn papa. Dan sta ik ’s ochtends op en denk ik: het is weer zo’n dag. Zo’n dag waarop alles mij aan hem doet denken. En ja, je raadt het al. Gisteren was zo’n dag.
Ik was alleen thuis, mijn mama ging een dagje naar zee. Dus ik dacht: gezellig, dan ga ik een dagje winkelen. Ik werd wakker en deed mijn gordijn omhoog. Ik keek naar mijn vensterbank en bekeek de foto van mijn papa. Voorzichtig nam ik de mini-urne vast. Ik moest er een dun laagje stof afvegen, zo lang was het geleden dat ik het had vastgenomen. Het is nu eenmaal geen prettige gedachte om je vader in zo’n potje te hebben zitten en dat een beetje te aaien. Daarom neem ik het zelden of nooit uit het doosje. Af en toe wrijf ik er wel eens over, zodat het proper blijft. En dat was nu blijkbaar een tijdje geleden. Laten we het op mijn stage steken.
En daar stond ik dus, met een paar restjes papa in mijn handen, starend naar zijn ogen. Mijn ogen. Heel even dacht ik: wat als ik mij hier nu op de grond zou leggen en een paar uur lang zou huilen? Maar ik bedacht mij al gauw dat dat geen zin heeft. Opnieuw heel voorzichtig legde ik de urne terug in het doosje. Andere mensen zouden het misschien iets schattigs of moois vinden, want je kan bijna niet raden dat het een urne is. Maar ik vind het eigenlijk vrij vies hoewel het er wel mooi uitziet. Datgene wat erin zit, maakt het vies.
Mijn dag was dus al goed gestart! Ach, het kan alleen maar beteren, dacht ik. De zon komt er misschien wat door en straks ga ik winkelen, enkel leuke vooruitzichten. Want ja, ik ben nu eenmaal dol op winkelen en het was zo lang geleden!
Iets voor de middag vertrok ik (eerst heb ik nog een paar uur opgeruimd – stage brengt zooooveel rommel met zich mee!) richting station. Toen ik op mijn trein stond te wachten kroop dat vreemde gevoel al langzaam in mijn huid en hoofd.
Hoe vaak heb ik hier wel niet gestaan met tranen in mijn ogen, dacht ik. Hoeveel uur na de dood van mijn papa stond ik hier al niet terug? Hoe vaak heb ik wel niet gedacht: is onder de trein springen minder erg dan het gemis van mijn papa? Hoe vaak heb ik niet gevloekt dat ik mijn papa terug wil? Het station is zo wat mijn plaatsje waar ik tot rust kom. Ik sta er graag te wachten (toch als het niet ijskoud is) op mijn trein. Ik hou van de stilte en de voorbijrijdende treinen. Ik hou ervan dat ik daar zo vaak heb gestaan en dat ik zo vaak niet wist hoe het verder moest met mijn leven. Ik hou ervan dat er dan bijna een jaar lang een lieve vriendin mij stond op te wachten om mij te troosten of te knuffelen. Ik hou ervan dat ik daar gewoon wat kan zitten en staren.
Ik beken, ik ben expres een half uur te vroeg vertrokken zodat ik daar nog wat kon zitten en staren. En nadenken. En treuren. Waarom is mijn papa dood? MIJN papa. Niet die van iemand anders, net mijn papa. Het blijft na meer dan 2 jaar en 7 maand oneerlijk. Zo oneerlijk. En het oneerlijkste is nog dat je er niets aan kan veranderen, hoe graag je ook wilt. Dood is dood en dat blijft voor altijd doder dan dood. Dit en nog veel meer spookte door mijn hoofd.
Eens aangekomen bij de winkels voelde ik mij niet beter. Zelfs niet heel even. Ik kon het zelf bijna niet eens geloven, de kledij, de juwelen, de schoenen, de hebbedingetjes, … maakten mij niet gelukkig. Ik voelde de euforie van nieuwe spulletjes niet. Normaal word ik even dolblij van winkelen. Deze keer dus niet.
Ik dwaalde wat rond in de winkels, ik kocht enkele spulletjes en slenterde door de drukke straten met muziek in mijn oren. Ik liep langs gelukkige koppeltjes, lieve oudjes, gezellige gezinnen en schattige vaders met dochters. Dat laatste raakte mij natuurlijk het diepst. Toen mijn papa nog maar net was gestorven kreeg ik automatisch tranen in mijn ogen als ik dit soort gelukkige duo’s tegen kwam. Maar na verloop van tijd werd ik hieraan gewoon en dacht ik niet meteen aan mijzelf en mijn papa. Gisteren dus wel. Plots zag ik overal geweldige vaders met aanhankelijke dochters. Plots voelde ik weer diezelfde, stekende pijn. Jaloerse pijn ook. Waarom zij wel en ik niet? Waarom mag ik niet gelukkig zijn? Waarom mag ik hier niet rondlopen met mijn papa?
Waarom? Die waarom-vragen waren al zo lang achterwege gebleven en nu waren ze plots terug. Ik weet niet WAAROM.
Ik had verschrikkelijk veel hoofdpijn gekregen dus ik zette mij even neer op een rustig pleintje. Ik moest mij heel erg hard inhouden om niet in tranen uit te barsten. Ik miste mijn papa plots weer zo verschrikkelijk hard en ik wist niet hoe het kwam. Het was gewoon zo’n dag. Een ik-mis-mijn-dode-papa-dag. Misschien had ik een bordje met die tekst rond mijn nek moeten hangen. Dan hadden voorbijgangers mij misschien wat kunnen troosten. Of ze hadden mij een zielige blik kunnen toewerpen.
Vandaag is het gelukkig niet zo’n dag. Ik voel mij nog steeds niet tiptop maar toch al wat beter. Het einde van een stage, het doet wat met een mens. Ik steek het daar maar op, dan moet ik het niet op mijzelf steken.
Laat ik nog eens afsluiten met een mooi liedje. Dat maakt alles toch nog altijd wat beter.